Medicatie

Het is niet altijd wat het lijkt.

Medicatie kan de werking van de hersenen beïnvloeden en kan dus als een vorm van neuromodulatie worden beschouwd. Vele medicamenten die op de hersenen inwerken zijn producten die sterk lijken op de chemische stoffen die de hersenen zelf aanmaken. De klassieke beschrijving van medicatie zoals 'serotonine is een antidepressivum' of 'dopamine is een antipsychoticum' is voorbijgestreefd. Zo werkt bijvoorbeeld de pijn-onderdrukkende baan in onze hersenen op basis van opioïden, serotonine en dopamine. Daarom kunnen serotonine preparaten ook nuttig zijn bij mensen met chronische pijn, zonder dat er sprake is van een depressie. De medicatie wordt dan gegeven om die pijn-inhiberende baan te activeren, maar niet als een antidepressivum. 

Soms zijn mensen bijzonder gefocust op een bepaald symptoom, bijvoorbeeld pijn of tinnitus, waardoor ze minder aandacht hebben voor andere gewaarwordingen. Achter dit proces zit een biologisch mechanisme. Dopamine D1 receptoren zijn onder andere betrokken bij deze overdreven waarneming. Medicatie die deze dopamine D1 receptoren blokkeert kan helpen om die vergrote focus te verminderen.

Andere medicatie zoals Clonazepam is eigenlijk een anti-epilepticum, maar voorkomt dat men bijwerkingen krijgt van dopamine blokkers. Gabapentine, weer een ander anti-epilepticum, werkt pijnonderdrukkend en is humeur stabiliserend.

Sommige antibiotica hebben een beschermende werking op de hersenen, ook bij mensen zonder infectie.

Medicatie die bij de meeste mensen stimulerend werkt zoals methylfenidaat (Rilatine) kan bij anderen, bijvoorbeeld mensen met ADHD, een tegenovergestelde werking hebben en juist kalmerend werken.

Het voorschrijven van medicatie wordt gebaseerd op de neurotransmittoren van de hersencircuits die we proberen te beïnvloeden. Soms staat de werking van het medicament los van wat het etiket weergeeft (zoals antidepressivum, antipsychoticum, anti-epilepticum, ...). 


Welke dosis wordt gegeven?

Medicatie kan worden gegeven ter ondersteuning van een te lage productie van een bepaalde stof door de eigen hersenen. Er wordt gekozen voor de laagst mogelijke dosis. Want hoge dosissen kunnen soms een omgekeerde werking hebben. Dit noemt men een ‘inverted-U profiel’. Bovendien kunnen hoge dosissen meer bijwerkingen veroorzaken.