Evenwichtsstoornissen en duizeligheid

Evenwichtstoornissen, duizeligheid of vertigo kunnen heel wat verschillende oorzaken hebben.

Bij 15% van de patiënten met duizeligheidsklachten kan BPPV (Beningne Paroxysmale Positie Vertigo) worden vastgesteld. Dit is een tijdelijke verstoring van de werking van het evenwichtsorgaan (labyrint) doordat de gehoorsteentjes (oorkristallen) op een verkeerde plaats komen te zitten.

Bij 25% zijn andere otologische aandoeningen verantwoordelijk zoals de Ziekte van Menière.

Ook chronische hyperventilatie en nekklachten (bv. whiplash) kunnen een oorzaak zijn van duizeligheid.

Bij 30% van de patiënten met duizeligheidsklachten kan geen duidelijke oorzaak worden gevonden.

Wanneer er geen otologische oorzaken zijn kan het probleem soms centraal worden gevonden.

De hersenen ontvangen allerlei prikkels vanuit ons lichaam die hen helpen om een beeld te vormen van de positie van ons lichaam in de omgeving. Hiervoor ontvangen ze niet alleen informatie van het evenwichtsorgaan, maar ook van de spieren van de nek, de ledematen, de romp, … .

Wanneer we bewegen passen onze ogen zich automatisch aan doordat een reflexboog in de hersenstam, op basis van informatie vanuit het labyrint, wordt geactiveerd. Dit systeem zorgt ervoor dat we een tekst kunnen lezen wanneer we ons hoofd bewegen. Anderzijds, wanneer de tekst zelf beweegt wordt het lezen ernstig bemoeilijkt. De reflexboog wordt immers niet geactiveerd want ons evenwichtsorgaan ervaart geen veranderingen van de positie van het hoofd.

Wanneer er zich een verstoring van ons evenwichtsorgaan voordoet zal de reflexboog eveneens verstoord zijn. Gelukkig zijn onze hersenen een adaptief systeem waardoor ze de ontbrekende of verkeerde informatie meestal kunnen compenseren. Helaas loopt dit compenseren soms fout waardoor de duizeligheid chronisch kan worden.

Hoe kunnen evenwichtstoornissen behandeld worden?

Naast kinesitherapie of medicamenteuze behandelingen kan neuromodulatie worden gebruikt om chronische duizeligheid te behandelen.

Door een zwakke elektrische stroom toe te dienen op de grote zenuw die over ons achterhoofd loopt (nervus Occipitalis), kunnen de duizeligheidsklachten afnemen, we noemen dit C2-stimulatie.

Hoe dit precies werkt is nog niet duidelijk en vereist nog verder wetenschappelijk onderzoek.

Wanneer deze C2-stimulatie niet of onvoldoende werkt kunnen hersengebieden worden gestimuleerd die, op basis van een qEEG, in vergelijking met een normpopulatie afwijkend werken. Het qEEG kan ons helpen te bepalen welke neuromodulatie-techniek het meeste effect zou kunnen hebben.